Aan het begin van de vorige eeuw was Vorden nog een echte agrarische gemeente. Zelfs in het dorp trof men nog
heel wat boerderijen aan die overigens vaak deels een andere bestemming hadden gekregen. De economische
activiteiten hielden direct verband met de behoeften van de agrarische bevolking. Zo waren er hoefsmeden, koper-
slagers, timmer- en metselbedrijven, molenaars, bakkers, kleermakers, barbiers, schoenlappers en leerlooiers. En,
niet te vergeten, herbergiers, voor het doorgaande koetsverkeer. Een 'heerenlogement' bood accommodatie aan de
reiziger van stand, die om een of andere reden in het dorp terecht waren gekomen.
Verder waren er de notabelen, deels gewone renteniers, die uit andere delen van het land in Vorden waren neer-
gestreken en er deftige huizen hadden laten bouwen. Tot de notabelen behoorden natuurlijk ook de burgemeester,
de onderwijzer, de apotheker, de geneesheer en de notaris. Ook waren er al een paar winkeltjes, waar behalve
suiker, zout en zeep, 'koloniale waren', zoals koffie, thee en tabak en kruiderijen werden verkocht.
De nog op laag niveau opererende economie maakte pas een echte spurt met de oprichting van de 'botterfabriek',
de Coƶperatieve Zuivelfabriek dus. Vele anderen profiteerden daarvan, onder andere de koperslager, door melk-
bussen te gaan produceren. Hij profiteerde ook van de relatief grotere bestedingskracht van de nog grotendeels
agrarische bevolking door rijwielen te gaan verkopen. Al spoedig ging hij ook zelf rijwielen produceren. En zo was
Vordens belangrijkste industrie in de vorige eeuw geboren. Tot die tijd had 'het volk' zich nog meest te voet, dan
wel met paard en koets voortbewogen.
Hoe sterk is dit beeld in honderd jaar veranderd! We vinden de voorbeelden hiervan in dit boek.